Emil schrikt. Ik leg hem uit dat de grot de Roversgrot heet. De rovers verstopten zich hier graag, omdat het zo donker is in de grot. Plotseling is Emil niet moe meer en hij klimt snel verder.
„Eindelijk weer vaste grond onder de voeten“, lacht Emil als wij boven zijn. Hij haalt de kaart uit zijn rugzak en we kijken samen waar we nu heen moeten. Een punt op de kaart heet Sieweschlëff. Dat is het volgende station.
Deze keer loop ik voorop. Ik pers me tussen de rotsen door. Het is erg nauw. Soms moet je wel je buik intrekken.
„Krggg“ hoor ik achter me. Ik draai me om naar Emil. Hij probeert zich te bewegen. Het gaat niet. Hij zit vast. Zijn rugzak is te groot. Ik pak zijn arm en trek. Dat lukt niet. Ik zet mijn voeten af tegen de rots en trek nog een keer. Nu lukt het! We vallen op de grond.
„Oef!“ lacht Emil. Zijn rugzak zit nog klem. We trekken samen zo hard als we kunnen.
„Krggg“. De rugzak schiet los, maar heeft wel wat schrammen opgelopen. We vegen de modder van de rugzak en lopen door. Op de rotsen staan cijfers. Wij vragen ons af wat deze cijfers betekenen. „Misschien hebben de rovers hier een schat verstopt en is dit de geheime code voor de schatkist.“, zegt Emil.