Ik kijk op mijn horloge. Emil is al een tijdje weg. Dan komt hij opeens van achter een rots tevoorschijn. Hij houdt iets in zijn hand: „Kijk eens wat ik gevonden heb.“
Hij zwaait met iets vlak voor mijn neus. Het lijkt op een oude verroeste pot. Dan zet hij het op zijn hoofd. Hij lacht: „Een helm. Net als bij de oude Romeinen.“
Ik schud mijn hoofd. Dan haal ik het fototoestel uit de rugzak: „Ik maak een foto voor oma Tilly.“ Op de eerste foto staat het hoofd van Emil er niet op. Ik moet een paar stappen naar achteren zetten. Nu staat hij helemaal op de foto en ik druk af.
Emil komt kijken. Ik laat hem de foto zien. Hij kijkt op het schermpje, dan naar de rots en dan weer op het schermpje.
„Die lijkt op mij“, vindt Emil. Hij wijst naar de rots: „Dat is zijn mond, dat is zijn neus, daar zijn de ogen en daar is zijn helm.“
Als ik rondom de rots loop, ontdek ik een oud houten bord. Ik probeer te ontcijferen wat erop staat.
„Réimerkapp“ staat er. Ik vertel Emil over mijn ontdekking. Wij vragen ons af wat dat moet met het hoofd van de Romein in het bos. Dan schiet me iets te binnen: „Misschien heeft die Romein iets heel lelijks gedaan en werd hij daarom in steen veranderd. Zijn lichaam is verstopt in de grond. Alleen het hoofd steekt nog uit..“