Emil steekt zijn tong uit en probeert me nat te spetteren. Nog maar net kan ik het rondspattende water met mijn jack tegenhouden. Wij leggen het wasgerei terug en lopen door.
Onderweg moeten wij nog verschillende andere opdrachten uitvoeren. Wij kijken of we dieren kunnen zien. We doen aan vérspringen. En we leren hoe een echo ontstaat. Om bij de twee laatste twee stations te komen, moeten we door een tunnel.
„Is dat de tunnel van Charly?“ vraagt Emil. Ik moet even nadenken wie die Charly ook alweer was. Dan schiet het me te binnen. Oma vertelt soms over Charly. Charly was een treintje. Een langzaam boemeltreintje. Charly reed tussen Echternach en Luxemburg-stad. De trein stopte ook in Bech. Charly rijdt al lang niet meer. Maar de tunnel en het treinstation zijn er nog.
Aan het einde van de tunnel draait Emil zich plotseling om.
„Denk je dat Charly ook een echo heeft?“ vraag hij me. Ik haal mijn schouders op. Emil maakt een trechter met zijn handen en roept hard: „Tschk-tschk-Tschk-tschk.“. Van de andere kant van de tunnel komt het antwoord: „Tschk-tschk-Tschk-tschk.“.
„Pas op! Niet dat Charly je overrijdt“ zeg ik. Emil springt opzij. Ik barst in lachen uit. Emil moet ook lachen: „Je hebt me wel laten schrikken hoor!“